1. Start de computer, printer en router opnieuw op om eventuele foutmeldingen tijdens het instellen van de printer op te lossen.
2. Koppel het netsnoer los van de router.
3. Zet de printer uit.
4. Sluit alle geopende programma's op uw computer, inclusief het installatievenster van de HP software en sluit vervolgens de computer af.
5. Sluit het netsnoer opnieuw op de router aan en wacht tot het internetactiviteitslampje de status Normaal verbonden weergeeft.
6. Schakel de printer in.
7. Zet de computer aan.
8. Probeer de HP driver en software opnieuw te installeren.

Stap 2: Controleer de netwerk- en printerverbindingsstatus

1. Controleer of de printer klaar is voor de netwerkinstallatie.
   
   • Draadloze netwerkverbinding : open op de printer het draadloze netwerk of het menu Instellingen om te controleren of het draadloze signaal is ingeschakeld. Zorg ervoor dat het lampje naast het pictogram Draadloos staat brandt continu of knippert.
   • Bekabelde netwerkverbinding : Controleer of de kabel is aangesloten op de Ethernet-poort van de printer en een beschikbare poort op de router. Het groene verbindingslampje moet stabiel zijn en het oranje activiteitslampje moet knipperen wanneer de kabel is aangesloten.
     
     
     
2. Ga op de computer met de muis over het netwerkpictogram in het systeemvak om de netwerknaam en status van de verbinding te bekijken. Als u een dual-bandrouter hebt, moet u ervoor zorgen dat deze op de 2,4 GHz-band staat. Als uw router is ingesteld op de 5 GHz-band, kan de printer geen verbinding maken met het netwerk.
3. Als u een Virtual Private Network (VPN) gebruikt, koppel deze dan los bij het installeren van de printer.

• Als het weergegeven netwerk niet van u is (bijvoorbeeld als u bent verbonden met een buren- of gastnetwerk), moet u opnieuw verbinding maken met uw eigen netwerk om de installatie van de printer te voltooien.
• Als de netwerksignaalsterkte zwak is, plaatst u de computer en de printer dichter bij de router, plaatst u de apparaten uit de buurt van grote metalen voorwerpen zoals boekenkasten en verwijdert u apparaten die radiosignalen uitzenden, zoals magnetrons en draadloze telefoons.
• Als de netwerkstatus niet is aangesloten , controleert u of uw netwerk correct werkt en controleert u vervolgens de status opnieuw. Zorg ervoor dat er een vinkje naast de netwerknaam staat.
• Als een pictogram Vliegtuig wordt weergegeven , klikt u op het pictogram, schuift u de schuifregelaar Vliegtuigmodus op Uit en maakt u verbinding met uw draadloze netwerk. Afbeelding: voorbeeld van vliegtuigmodus ingeschakeld